Categorieën

Service

Oekraïensen in Schiedam: tussen vrees en hoop

Oekraïensen in Schiedam: tussen vrees en hoop
Nieuws

Oekraïensen in Schiedam: tussen vrees en hoop

  • Ted Konings
  • 05-10-2022
  • Nieuws
Oekraïensen in Schiedam: tussen vrees en hoop

Mariia (l) en Iryna (m), samen met Ivanka en Liudmyla Borozenets, ook vanuit Kiev gevlucht naar Schiedam


SCHIEDAM - De oorlog in Oekraïne beheerst sinds dik een halfjaar de nieuwsrubrieken. En daarmee ook een flink deel van onze collectieve ervaring. Maar sinds bijna net zo lang is er ook een andere manier om geconfronteerd te worden met die ontstellende gebeurtenissen zo dicht bij huis, op pakweg de afstand naar Milaan en terug: in gesprek met de vluchtelingen uit het land die in onze stad zijn neergestreken. 

Sinds de Russen het land binnenvielen op 24 februari ontving de stad op rivierschepen, in een voormalig verzorgingshuis en niet te vergeten bij particulieren, ruim vierhonderd Oekraïners. Zij vinden sindsdien hun weg in het leven in een vreemde stad waarvan ze eerder vast nog niet hoorden. Wie zijn deze mensen, en hoe vergaat het hun? Schiedam24 ontmoette twee Oekraïensen en sprak hen uitgebreid over hun ervaringen. Maar ook over hun leven ‘thuis’, en natuurlijk komen de ontberingen die zij meemaakten toen zij vluchtten aan de orde. Ze hadden veel te vertellen; we delen het artikel op in enkele stukken. Hier het eerste.

Iryna Khersonskaya (44) verhuisde vijf jaar geleden uit Cherson naar het westen van Oekraïne, naar Lviv en was daar toen het 24 februari 2022 werd. Ze vertelt: “Mijn grootvader heeft in de Sovjet-Unie gewoond. Hij is een veteraan, onderscheiden met veel medailles, gewend om op 9 mei mee te lopen met de traditionele parade om de overwinning van het Rode Leger in de Tweede Wereldoorlog te vieren. Daar ging hij dan, met eau de cologne op, op zijn paasbest naar de parade.

We leerden van hem dat de oorlog verschrikkelijk is. Nooit meer oorlog, zeiden we tegen elkaar, en we meenden het. Zijn ervaring en ook wat hij vertelde over Auschwitz, dat hij mede bevrijdde, maakten ons dat duidelijk. Ik, zijn enige kleinkind, groeide op met het idee: oorlog is verschrikkelijk. Als je hoort dat de oorlog komt, moet je rennen, of vechten. 

Ik ben een alleenstaande moeder, met twee dochters van twaalf en negentien jaar oud. Ik werd de 24ste om vier uur ’s nachts wakker en ik had een raar gevoel. Iets collectiefs dat te gebeuren stond. Daarna begon mijn telefoon, met berichten: de Russen waren binnengevallen. Ik had het echt niet gedacht, dat ze dat zouden doen. Ik dacht dat ze genoeg redenen hadden om het niet te doen. Ik die wist hoe erg oorlog is. Gek genoeg spraken we er de avond ervoor nog met Nederlandse vrienden over. Want we werden natuurlijk wel gewaarschuwd dat er een grote dreiging was. ‘Als er iets is, kom naar ons’, zeiden ze. Niemand die wist dat dat zo snel realiteit zou worden.

Ik ben dus begonnen om mijn kinderen wakker te maken. Ik was eerst als versteend, verstijfd, als een pop. Ik had een leven waarin alles geregeld was. Ik had een huurflat, de kinderen zaten op school en studeerden, ze gingen naar zwemles, ik deed een taalcursus, alles was geregeld. Ik had goed werk, was gesetteld. Maar ik realiseerde me al snel: alles wordt anders. Ik hoorde alles wat mijn grootvader me verteld had: ‘ga weg’. En ik deed dat.”

Mariia Cherednichenko (33) woonde met haar man en dochtertje Ivanka in Kiev. “Op 23 februari gingen we naar de ouders van mijn man. We spraken over verhuizen. Ik voelde dat er iets ging gebeuren. We zeiden: als het gaat gebeuren, dan begint het in het oosten. We dachten dat we tijd zouden hebben om spullen te pakken en documenten te regelen. Mijn man heeft familie in het westen van Oekraïne, daar zouden we eerst naartoe gaan. 

Ik kon in de nacht van de 23ste op de 24ste slecht slapen. Om de twee uur werd ik wakker. Ik hoorde een harde knal, maar zag niets. Misschien moet ik naar de dokter en ben ik echt overstressed, dacht ik. Toen kwam er een tweede knal, een bom. Ik zag nog steeds niets, en we woonden op de negende verdieping. Als het zo dichtbij was als het klonk, dan moest er toch iets te zien zijn? 

Maar toen zag ik dat op sociale media veel vrienden nog online waren, ze sliepen niet. Toen begreep ik dat er echt iets aan de hand was. Dat was tussen vier en vijf uur. Een vriendin begon een bericht te schrijven: ik hoorde de knal ook. En toen vrienden in Odessa, in Tsjernivtsi, in Lviv. Ook in Lviv was het mis, dat leek ons altijd de laatste veilige plaats in Oekraïne. Als het daar ook is, waar moeten we dan heen?

We besloten tassen te pakken. Ivanka werd wakker van de sirenes die om een uur of acht gingen loeien. Wat moeten we nu verwachten? We zochten de schuilkelders op; we leven in een oud gebouw, onder het buurgebouw was sinds de oorlog een schuilkelder. 

Het werd duidelijk dat op alle wegen naar het westen het verkeer vastliep. We konden niet weg. We bleven. In de kelder. Ik voelde daar een kou, die had ik nog nooit gevoeld. Het moet de stress geweest zijn. 

Daarna gingen we af en toe naar boven, voor warme spullen, voor stoelen en heet water. Later gingen we de flat beveiligen: alle deuren met glas erin haalden we eruit. Net als spiegels, alles wat ons kon verwonden zetten we apart. Van de badkamer maakten we een veilige plek, met medicijnen, warme kleren, voedsel. Ik ging voor dagen eten koken, want we dachten dat het gas en de elektriciteit snel uit zouden vallen. Het was echt verschrikkelijk.”

Iryna verging het vergelijkbaar. “Twee dagen had ik nodig om ons klaar te maken voor vertrek. De telefoon stond nooit stil, ook niet ’s nachts. Ik moest gaan regelen: ik had nog geen salaris gestort gekregen. De bankrekening werd geblokkeerd. En: juist op 22 februari had ik het paspoort voor mijn jongste dochter aangevraagd. Maar het was er nog niet, dus ik maakte mij zorgen of ze ons zouden doorlaten aan de grens.

Maar het was een ramp om zaken te regelen. Ik was niet gewend om mensen om hulp te vragen; ik was gewend om mijn eigen zaakjes te regelen. Ik verdiende mijn eigen geld, was onafhankelijk. We waren nooit arm, hoefden nooit te bedelen. Dat gold eigenlijk voor heel Oekraïne: we zijn een goed land, we waren rijk, een land ook met sterke vrouwen. 

We hoorden dat er lange rijen stonden voor de grens, die niet zo ver was. Vierduizend auto’s stonden er al op de eerste dag. En die telefoon bleef maar gaan met vragen: welke kant ga je op? Hoe lang is de rij? Ik had wel een auto om te kunnen gaan, maar dus geen geld om benzine te kunnen kopen. 

Ik vond mensen die mijn flat nodig hadden, mensen die juist uit Kiev naar Lviv vluchtten. Ik sprak met de eigenaar van mijn flat af dat zij de huur mochten overnemen en dat hij die niet zou verhogen. Die mensen kwamen in mijn flat. Ik heb ze alles gelaten, alle spullen in huis, het eten in de koelkast. Ze gaven mij geld om benzine te kunnen kopen.

Ik hou van alle goeie dingen van het leven. Lekkere koffie, goed eten. Ik was gewend om veel op voorraad te hebben. De nieuwe mensen hoefden zeker een maand niets te kopen, ik liet biefstuk in de koelkast. We namen alleen wat winterkleren mee, want de auto was al snel vol.”

Met haar twee dochters ging Iryna op weg in de auto naar Rava-Ruska, de grensplaats. Twaalf kilometer. Ze deden er drie dagen en drie nachten over. “Het leek een oorlogsgebied. We hadden vierduizend auto’s voor ons. In een nacht schoven we maar driehonderd meter op richting de grens. Ik kreeg een paniekaanval.

We hadden voor 24 uur eten bij ons, toen was het op. En we hadden nog twee dagen te gaan. Toen kwamen vrijwilligers spullen brengen: brood, worst, soep. De auto ging sputteren: ik zette hem iedere keer uit om geen benzine te verspillen, maar daarna ging het starten steeds moeilijker.” 

Ondertussen waren ook in het gezin van Mariia knopen doorgehakt. “Op de 25ste zei mijn man dat we de dag erop maar moesten gaan. In het westen van het land moest het toch veilig zijn. Hij probeerde te slapen, ik zou hem wakker maken als het te gevaarlijk werd. Mijn moeder kwam naar ons toe. Tot zeven uur ’s ochtends zouden we niet weg kunnen, want van tien tot zeven gold er een avondklok, niemand mocht op straat. 

Volgens mij waren er al Russen in onze buurt. Er waren straatgevechten. We dachten dat het een vijfde colonne was; dat moet de reden zijn geweest dat de Russen dachten in een paar dagen tijd Kiev te kunnen innemen. We hoorden helikopters, maar wisten van niets. We wisten niet wie het waren, goed of fout. We lazen dat de Russen bij Hostomel en Irpin waren, het was beangstigend. We waren overal bang voor. 

Een rit die normaal in vijf uur te doen valt, duurde de dag erop negentien uur, en toen waren we nog niet bij de grens. Maar de avondklok ging in, we moesten stoppen. Ik had onderweg met vrienden uitgewisseld waar we moesten zijn, hoe we moesten rijden, wat mogelijk was. We namen niet de normale weg, die was te gevaarlijk. Waar stonden militaire posten, waar lange files?

We stopten bijna niet onderweg, maar moesten op gegeven moment benzine tanken. Tien liter was het maximale dat ieder kon tanken, sommige mensen draaiden nadat ze getankt hadden direct de rij wachtenden weer in. 

Wij kwamen tot Ternopil, waar familie van mijn man woont. We vonden de plek waar we moesten zijn niet, moesten de weg vragen maar dat was gevaarlijk. Ze kunnen sowieso iedereen die ’s nachts op straat is neerschieten, zonder te vragen. Maar het scheelde per stad en regio, toen er veel auto’s van overal op de wegen kwamen werd het ook veiliger.

De familie van mijn man kookte een diner, we aten er heel laat, om twee uur ’s nachts gingen we slapen. De volgende dag bleek het er rustig, we bleven daar een ruime week. Alle winkels waren dicht.

Morgen het vervolg van de ervaringen van Mariia en Iryna.