Categorieën

Service

Pas op voor kauwtjes

Pas op voor kauwtjes
Nieuws

Pas op voor kauwtjes

  • André van Leijen
  • 19-04-2020
  • Nieuws
Pas op voor kauwtjes

COLUMN - Misschien heeft u gemerkt dat de kauwtjes wat minder vaak uw auto onder kakken de laatste tijd. Ik heb hier namelijk voor mijn deur een linde staan. En die boom zit vol met kauwtjes. ’s Avonds gaan ze daarin zitten slapen. De volgende ochtend word je gewekt door de kauwtjes die druk bezig zijn met hun ochtendtoilet. Kauw, kauw, kauw, hoor je dan. En bij elke kauw, die ze zeggen, wippen ze even met hun kont en laten een stuk drek vallen. Regelrecht op je auto. Zodat je auto een rijdende mestvaalt wordt.
Maar de laatste tijd hoor ik geen ‘kauw, kauw, kauw’ meer ’s morgens vroeg. Om de eenvoudige reden dat de kauwtjes niet meer in die boom zitten. Kennelijk hebben ze iets anders te doen. Het zal wel iets met seks te maken hebben. Want het is tenslotte voorjaar.

Prima, zou u zeggen, als ze daarbij maar niet op mijn auto kakken. Maar pas op. Want het blijven kwajongens, die kauwtjes. Laatst zag ik er een in de dakgoot. En die had in zijn snavel een steen zo groot als een paasei. Ik zag hem loeren naar mijn auto. Want dat doen die kauwtjes, heb ik ergens gelezen. Ze smijten die stenen naar beneden. En als je auto daar staat, jammer dan.

Waarom kauwtjes dat doen, weet niemand. Zouden ze de pest hebben aan auto’s? Zouden ze die auto’s net zo lang onderkakken en met stenen bekogelen, zodat uiteindelijk alle auto’s uit het straatbeeld verdwenen zijn? Of er is er een andere verklaring?

Er zijn natuurvorsers die denken, dat de mannetjes dat doen, om indruk te maken op de vrouwtjes. Zo’n steen geeft namelijk een harde knal, als hij op je autodak terechtkomt. Hoe harder de knal een mannetje weet te veroorzaken, hoe meer indruk hij maakt op de vrouwtjes. Natuurlijke selectie enzo. Of beter seksuele selectie.

Daar zit wat in. Maar ik geloof het niet. Mijn kauwtje namelijk loensde weliswaar naar mijn auto, maar gaf zijn steentje toen aan zijn vrouwtje. Dat vrouwtje pakte het even in haar snavel, spoog het uit in de dakgoot en vloog weg. Wat een loeder, dacht ik nog.

En daar zat mijn kauwtje. Hij keek nog een keer naar zijn steentje en vervolgens naar mijn auto. Even was ik bang, dat hij uit pure frustratie het steentje alsnog op mijn auto zou smijten. Maar nee, gelukkig vloog hij weg en liet het steentje in de dakgoot liggen.

Toen ik de volgende dag nog eens keek, zat hij weer in de dakgoot. Hij dribbelde heen en weer. Kennelijk was hij op zoek naar zijn steentje. Uiteindelijk vond hij hem. Hij pakte hem in zijn snavel, vloog over de daken en verdween uit het zicht. Kennelijk had hij daar ergens een ander vrouwtje ontdekt.

Ik dacht nog, dat zal niet meevallen om dat hele eind te vliegen met zo’n zware steen in je snavel. En toen had ik de verklaring voor zijn gedrag. Het deed me namelijk herinneren aan neushoornvogels, die ik een keer had gezien in Oeganda. Terwijl het vrouwtje in de holte van een boom op het nest zit, houdt het mannetje zich onledig met het verzamelen van steentjes. Elke keer geeft hij haar een nieuw steentje en elke keer neemt zij het aan in haar reusachtige snavel. En terwijl hij al weer op weg is om een nieuwe steen te zoeken, zit zij met die steen in haar snavel en denkt: wat moet ik met die steen?

Uiteindelijk barricadeert ze haar hol met allemaal steentjes, die hij is komen aandragen. Dat kan wel eens zo erg worden, dat ze niet meer uit haar hol kan. Volgens de Israëlische bioloog Amotz Sahavi hebben we hier te maken met het handicapprincipe. Een mannetje laat daarmee zien dat hij ondanks een zelf ingebouwde handicap heel goed kan overleven. Dat hij dus eigenlijk heel sterk is. En dus heel begeerlijk voor een vrouwtje. Het valt niet mee om een heel eind met een steen in mijn bek te vliegen, maar ìk kan het hebben, want ìk ben sterk.

Sommige biologen denken, dat zulk gedrag ook bij mensen voorkomt. Ik kan jou een hele mooie steen geven. Een diamant. Dat is voor de meeste mannen onbetaalbaar, maar ìk kan het hebben.

Ik heb hem niet meer gezien, mijn kauwtje. Maar ik heb mijn auto toch maar ergens anders gezet.