Categorieën

Service

Van der Meer & Schoep

Van der Meer & Schoep
Winkelen

Van der Meer & Schoep

  • Han van der Horst
  • 26-03-2023
  • Winkelen
Van der Meer & Schoep

Centrale bakkerij in de Spaanse Polder


COLUMN - Het kan de leeftijd zijn, maar ook de aanleidingen die het leven steeds meer biedt: ik moet steeds weer aan mijn jongste jaren denken. Nu weer dat bericht over het huis op de hoek van de Liduinastraat en de Huysmansstraat dat voor straf twaalf maanden gesloten blijft omdat de politie er drugs, geld en een doorgeladen wapen aantrof. De bewoner hoeft zich over onderdak geen zorgen te maken. Ook daarvoor hebben de bewakers van onze veiligheid gezorgd, zij het dat hij kleiner is ondergebracht dan hij gewend was in een vertrek, gespeend van elke luxe.

Dan zat hij in zijn woning beter want die ken ik wel. Ik ben er vaak genoeg aan de hand van mijn moeder binnen geweest. Het was een filiaal van Van der Meer en Schoep waar zij graag brood kocht. Zie dit stuk. De wijk kende weliswaar traditionele bakkers, maar daarvoor haalde mijn moeder de neus op. Zij kocht liever brood dat fabrieksmatig was gebakken. Dat was beter en moderner. Het moest ook witbrood zijn, want van bruin had zij net als haar meeste leeftijdgenoten in de oorlog haar bekomst gekregen. Tot de gruwelijkheden van de maandag behoorde voor mij dan ook niet alleen de gang naar school waar maar al te vaak kwelgeesten op mij wachtten, maar ook het wittebrood dat op zaterdag was gekocht en nu hartstikke droog was en haast niet door te slikken.

Alleen de echte rijken hadden een koelkast, zodat mijn moeder elke dag uittrok om boodschappen te doen. Eerst naar Van der Meer en Schoep, dan naar de kruidenier Maastrigt - alles behalve een vrolijke Frans – daar tegenover op de hoek van de Tielman Oemstraat. Voor de toonbank plaatste hij in de herfst een groot houten vat met het deksel er half af. Daar zat zuurkool in. Aan de andere kant van de straat zat melkboer Van Mil met – uiteraard – melk, een paar soorten kaas en eieren van verschillende groottes. Ook kon je er vanille-  en chocoladevla krijgen in glazen flessen, evenals een nieuw product dat ik afschuwelijk vond en gelukkig nooit hoefde te eten: yoghurt. Dat was het wel zo´n beetje. Mevrouw van Mil sneed de kaas in dunne plakjes af want weinig klanten konden meer dan een ons tegelijk betalen. Trouwens, je moest het snel opeten. Anders kreeg je wat mijn moeder noemde uitgevette kaas. 

Vervolgens liepen wij soms een stukje door naar Van Beurden, de sigarettenzaak waar zij een geel kartonnen doosje Miss Blanche van tien stuks kocht. Schuin tegenover Van Beurden -  meer in de richting van Van der Meer en Schoep - had je een groenteboer. Daar haalde zij dan bijvoorbeeld peentjes of voor acht cent andijvie. Een stukje verderop bevonden zich drogisterij De Papaver, nog een melkboer, de RMI en apotheek Het Gouden Hert.

Schuin tegenover ons huis was slagerij Groeneveld – nazaten vind je tegenwoordig op de hoek van het Land van Belofte en de Broersvest. Daar kwamen we lang niet elke dag langs, mijn moeder en ik. Dat kon Bruin niet trekken. Jammer, want bij Groeneveld kregen kinderen vaak genoeg een stukje worst. Dat was in die tijd een traktatie van formaat.

Soms, heel soms, bij verjaardagen kwamen er gebakjes op tafel. Die kocht mijn moeder uitsluitend bij Scheffers op de Dam of bij Van Dijk op de Koemarkt. Het liefst ging ik naar Van Dijk, want daar hadden ze een heel klein goederenliftje. De juffrouw achter de toonbank stuurde kale gebakjes en lege soesjes naar beneden. Daar werd er slagroom op gespoten. Dan kwamen ze weer naar boven. De banketbakker in de kelder en de juffrouw communiceerden met een intercom. Voor die dagen was dat een wereldwonder. Als oma van zo´n gebakje proefde, zei zij altijd: ¨Vroeger was het echte room maar tegenwoordig is alles namaak¨. 

Er was op het stukje tussen ons huis en Van der Meer en Schoep nog de pianowinkel van meneer Figee. Daar schrijf ik een apart stukje over want dat is een jeugdtrauma. En een leesbibliotheek. Een leesbibliotheek was een particuliere winkel die boeken uitleende. Niet de verantwoorde van de gemeente, maar detectives en damesromans die we nu uit de Harlequin-serie kennen. Soms ging het om een vaste held die steeds weer de hoofdrol speelde, zoals Jerry Cotton. Alle lezers dachten dat die verhalen uit Amerika kwamen maar ze werden in Duitsland gemaakt door een groepje auteurs die samen een soort schrijffabriekje hadden gevormd. 

En helemaal op de hoek van de Anthony Muysstraat zat herenkapper Schoof. Ik herinner me nog precies hoe hij na gedane arbeid met een borsteltje over de schouders van mijn vader ging. Daarna maakte hij een kleine buiging en tegelijkertijd een wijds gebaar in de richting van een plank met daarop flessen shampoo en haarwater. Dat deed hij bij elke klant, meneer Schoof, maar hij verkocht nooit wat. 

Hij had ook scheerklanten. Daar was de rek in de jaren vijftig wel uit. Voor de oorlog lieten veel mannen zich op zaterdagavond bij de kapper scheren. Dan was het warm en gezellig. Een goede kapper kon tegelijk inzepen, krabben en leiding geven aan de discussies over van alles en nog wat die de mannen  met elkaar voerden. Het niveau was veel hoger dan in de kroeg, want iedereen bleef nuchter, maar in mijn tijd waren de kapperszaken geen volksvergaderingen meer.  

Ja, bij ons in de straat kon je alles krijgen. Alleen doorgeladen revolvers en coke nog niet.