Kindje alleen op straat: ‘Het blinde vertrouwen deed wat met me’
- Redactie
- 21-08-2024
- 112
SCHIEDAM - Hoofdagent Maritsa van de Schiedamse politie deelt op de sociale media van de Schiedamse politie een verhaal over een bijzondere 112-melding.
“Op maandag 12 augustus reed ik in Schiedam centrum. Ik was bezig met het begeleiden van mijn studenten. Zij trotseerde het zeer warme weer op de fiets terwijl ik hen ondersteunde vanuit een politieauto.
De meldkamer riep of iemand beschikbaar was voor een kindje die was aangetroffen op straat, zonder een ouder of iemand erbij. Aangezien ik dicht in de buurt was en mijn studenten gekoppeld werden aan de melding, ging ik met enige spoed naar het Broersvest.
Ter hoogte van de Passage zag ik een vriendelijke, oudere man staan met een kindje in zijn armen. Aangezien hij en twee omstanders mij nakeken kreeg ik het idee dat ik daar moest zijn. Ik keerde om over de busbaan en parkeerde mijn auto voor de Passage. De man vertelde dat hij het kindje op straat had aangetroffen.
Hij vond het vreemd dat niemand zich ontfermde over het kindje en besloot wat rond te zoeken naar een potentiële bezorgde ouder en belde de politie. Heel goed gehandeld!
Al gauw kwamen mijn studenten op de fiets erbij. Terwijl zij met de man praatten en zijn gegevens noteerden, ging ik op een knie zitten voor het kindje. Die keek met nieuwsgierige ogen rond en leek prima in orde.
Misschien was iemand aan het winkelen in de Passage en het kindje uit het oog verloren?
Ik schatte het kindje rond de twee jaar oud, erg jong. Het enige woordje dat eruit kwam was ‘mama’. Ik wilde een rondje lopen door de Passage met het kindje om te kijken of iemand hem kwijt was. Ik stak mijn armen naar hem uit om te kijken hoe hij hierop reageerde. Het kindje stak zijn armen instinctief naar mij uit waardoor ik hem kon optillen en op mijn heup zette.
Het blinde vertrouwen deed wat met me. Door het werk wat ik doe en de beroepsdeformatie die hierbij komt kijken, heb ik eerder een gebrek hieraan. Ik voelde een handje mijn arm stevig vasthouden en het andere handje onderzocht alles wat op mijn vest bevestigd zat. Samen zochten we rond in de Passage.
Ik vroeg aan mijn studenten of ze op hun fiets snel een rondje door en om de Passage wilde fietsen.
De kleine trok genoeg bekijks terwijl ik met hem rondliep. Je zou verwachten dat iemand naar ons toe zou komen, dacht ik. Aan het einde van het winkelcentrum kwam ik samen met de andere collega’s.
Waar zou het kindje vandaan kunnen zijn gekomen? Ik wist dat er meerdere kinderopvangen in de buurt zaten. Een van de studenten belde met de meest dichtbij zijnde kinderopvang en het was, gelukkig, gelijk degene die we moesten hebben.
We brachten het kindje terug naar de opvang en stelden de nodige kritische vragen. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? En wordt er een ouder of verzorger ingelicht? Dat ze geschrokken waren en dit serieus oppakken zou een understatement zijn.
We noteerden alles wat nodig was voor de registratie, gaven het kindje een aai over de bol en vertrokken. Hij was ondertussen alweer tevreden aan het rondhobbelen in de opvang.”