De woonstee van wethouder Laan
- Han van der Horst
- 09-06-2024
- Politiek

COLUMN - Wethouder Antoinette Laan heeft opnieuw een jaar uitstel gekregen van haar verplichting naar Schiedam te verhuizen. Dat ging niet zonder slag of stoot. Partijen van links tot rechts gunden haar dat niet. De discussie in de raad handelde vooral over wettelijke verplichtingen en of in dat kader zulk uitstel wel in de haak was.
Niemand had het over de woningnood. Het valt tegenwoordig in dit land niet mee op stel en sprong te verhuizen. Nu zou de gemeente de wethouder daarbij wel kunnen helpen, maar dan zou er terecht woede ontstaan over voorkeursbehandeling van een collegelid. Dat is geen optie.
Toch is dit een belangrijke hinderpaal om te verhuizen. Er zijn vast Schiedammers te over die graag elders in het land de baan van hun leven zouden willen aannemen, maar dat niet kunnen omdat er in de buurt echt geen geschikte woning te vinden is die ze ook nog kunnen betalen. Ik ontmoette al mensen die om deze reden naar een ander Europees land vertrekken, omdat je daar wel een huis of appartement kunt vinden.
Dat is de praktische kant van de zaak. Er is ook een diepere oorzaak voor dit probleem. Die ligt in de wet dualisering gemeentebestuur van 2001.
Sinds de oprichting van het koninkrijk kennen wij in Nederland benoemde burgemeesters en gekozen gemeenteraden. Die raden wezen vervolgens uit eigen kring wethouders aan om samen met de burgemeester een dagelijks bestuur te vormen. Dat heette in de volksmond het college van B&W.
Om als raadslid gekozen te worden moet je ingezetene van de gemeente zijn en dat gold dus automatisch ook voor wethouders. Dat waren in het oude systeem doorgewinterde gemeentepolitici, vaak de lijsttrekkers van de partijen die zij vertegenwoordigden.
Een jaar of vijfentwintig geleden vond men dit niet democratisch genoeg. De gemeenteraad en het college moesten op grotere afstand van elkaar worden geplaatst, net zoals dat in Den Haag het geval is met de kamers en het kabinet. De wet van 2001 bepaalde dat wethouders juist geen deel meer uit mochten maken van de raad. Zo kon die in alle onafhankelijkheid haar controlerende taak uitvoeren, terwijl volgens de oude regeling wethouders een beetje slagers waren die hun eigen vlees keurden omdat ze ook in de raad zaten.
Dat klinkt mooi. Dat oogt allemaal geweldig democratisch. Het pakte anders uit.
Voortaan kwam er na elke raadsverkiezing een formatie net als in Den Haag. Partijen moeten een plaatselijke regering samenstellen. Iedereen kon in principe wethouder worden, ook personen van buiten de gemeente, als die maar bereid waren te verhuizen.
Dit had een zeer ongewenst gevolg. Het wethouderschap werd een vak dat je in principe overal uit kon oefenen zonder dat je enige binding had met de gemeente die je beriep. Daarachter gaat de noodlottige misvatting schuil, dat iemand met managementkennis of ervaring, alles wel besturen kan ook zonder inhoudelijke kennis of binding met de werkplek. Je kunt immers alles aan ambtenaren vragen en dan maak jij de keus. En anders huur je een adviesbureau in.
Daar zijn in gemeentelijk Nederland veel ongelukken van gekomen. Ook viel het dik tegen met de versterking van de positie van de gemeenteraad. Net als in de Tweede Kamer zijn colleges afhankelijk van een meerderheidscoalitie in de raad. De raadsleden van de ‘regeringspartijen’ worden dan in feite monddood gemaakt, omdat zonder fractiediscipline het college ten val wordt gebracht. De overigen voeren een machteloze oppositie. Als raadslid verkeer je in een veel zwakkere positie dan de wethouders die je in de tang wil nemen. Zij zijn in een stad als Schiedam full-time met de politiek bezig, waarbij ze gesteund worden door een groot en deskundig ambtenarenapparaat. Raadsleden zijn amateurs die hun werk in hun vrije tijd moeten doen. Ze hebben minder tijd, minder kennis en minder deskundige ondersteuning om zo´n wethouder adequaat aan te pakken.
Zo is de positie van de raad, van de gekózen volksvertegenwoordigers, in de praktijk verzwakt en niet versterkt. Ook kennen we dus een hele beroepsgroep van wethouders die van gemeente naar gemeente trekken omdat zij door een partijcoalitie zijn aangezocht een bestuurlijke functie te aanvaarden.
Wie daarop ja zegt, loopt altijd een risico, want een politiek leven kan van de ene op de andere dag afgelopen zijn. Het aantal tussentijds weggestuurde wethouders neemt elk jaar toe. Dan kun je van deze mensen niet vergen dat zij alle schepen achter zich verbranden en zich vestigen in een gemeente, waarvan de politiek je misschien na een paar jaar al wegstuurt.
Van mij hoeft wethouder Laan niet naar Schiedam te verhuizen, maar van mij hoeft ook die nieuwe regeling niet. Het zou beter zijn als gemeenteraadsleden wethouders weer uit eigen kring kozen, net als voor 2001.