Schiedam in top-3 vermogensongelijkheid
- Redactie
- 07-05-2019
- Nieuws
SCHIEDAM - Schiedam kent een relatief grote ongelijkheid tussen mensen met veel en weinig financiële bezittingen.
De zogenaamde Gini-coëfficiënt komt uit op 0,87. Dat cijfer valt zo te begrijpen dat een 0 wil zeggen dat alle mensen evenveel bezitten en een 1 dat één iemand alles heeft.
Ook in Amsterdam is de Gini 0,87. In Rotterdam, met de hoogste Gini van Nederland, is dat 0,89. De drie genoemde steden vormen samen de top-3 voor wat betreft grote vermogensongelijkheid.
Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van nieuwe cijfers. In grote steden is de Gini fors groter dan landelijk, omdat daar relatief veel jongeren, uitkeringsontvangers en immigranten wonen, die minder vermogen dan gemiddeld hebben. Daarnaast wonen er in de steden ook rijke mensen.
In gemeenten waar het doorsnee vermogen relatief hoog is, zoals in Edam-Volendam of Staphorst, is de ongelijkheid veelal betrekkelijk laag. Het verschil tussen het doorsnee vermogen en het gemiddelde vermogen valt te begrijpen met een rekenvoorbeeld. In een stad met vijf huishoudens, die respectievelijk 5 duizend, 10 duizend, 15 duizend, 50 duizend en 100 duizend euro vermogen hebben, is het gemiddelde vermogen 36 duizend euro. Maar het doorsnee vermogen is 15 duizend euro, want de helft van de huishoudens heeft meer, en de helft van de huishoudens minder vermogen.
Ook in gemeenten waarin naar verhouding veel ouderen wonen die gedurende hun leven een vermogen hebben kunnen opbouwen, zijn de vermogensverschillen doorgaans klein. Dit zijn meestal kleine gemeenten, zoals Bergeijk en Sint-Anthonis in Noord-Brabant. In deze plaatsen ligt de Gini, net als in Edam-Volendam en Staphorst, tussen de 0,61 en 0,63.
In Vlaardingen is de Gini voor wat betreft vermogens 0,8, in Midden-Delfland 0,72.
In 2017 bedroeg het doorsnee vermogen van Nederlandse huishoudens, oftewel het saldo van bezittingen en schulden, 28,3 duizend euro. Dat is ruim zesduizend euro meer dan in 2016. Deze forse stijging valt te verklaren omdat de woningwaardes flink stegen. Wanneer de eigen woning buiten beschouwing blijft, is het vermogen met 14,1 duizend euro iets hoger dan in 2016. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.
De tien procent huishoudens met de laagste vermogens hebben samen meer schulden dan bezittingen. Per saldo hebben ze een negatief vermogen van 51 miljard euro. Dat komt vooral doordat in deze groep veel woningbezitters zitten van wie de totale hypotheekschuld (146 miljard euro) groter is dan de totale eigenwoningwaarde van 106 miljard euro.
De tien procent hoogste vermogens bezit samen 951 miljard euro. Dat bedrag bestaat voor ruim een derde uit de waarde van de eigen woning, voor een vijfde uit ondernemers met een aanmerkelijk belang in hun zaak en voor vijftien procent uit bank- en spaartegoeden. Hun schuld bedroeg 142 miljard euro.
Tot de laagste tien procent vermogens behoren vooral jonge huishoudens. Zij hebben nauwelijks vermogen, omdat de meeste mensen dit pas in de loop der jaren opbouwen. De hoogste vermogens zijn te vinden in de groep 65-plussers. Zij bezitten vaak een eigen huis en hebben nauwelijks of geen hypotheekschuld meer. Begin 2017 bedroeg het doorsnee vermogen van 65-plushuishoudens 113 duizend euro. De helft van deze huishoudens had een vermogen van meer dan een ton, bij 11 procent was dat meer dan een half miljoen. Slechts vier procent had een negatief vermogen. Onder jongere huishoudens kwam een negatief vermogen vaker voor: onder huishoudens met een hoofdkostwinner jonger dan 25 jaar was dat ruim veertig procent, van de 25 tot 45-jarige huishoudens was dat een derde.
Het totale vermogen van alle huishoudens samen bedroeg 1260 miljard euro, opgebouwd uit 2083 miljard euro aan bezittingen en 823 miljard aan schulden. Prijsstijgingen en -dalingen van woningen hebben grote invloed op het vermogen van huishoudens. Bijna zes op de tien huishoudens hadden een eigen woning. Die vormde met 58 procent van de bezittingen het grootste vermogensbestanddeel. Daarna volgen bank- en spaartegoeden (veertien procent) en aanmerkelijk belang in vennootschappen (negen procent). De hypotheekschuld is met 86 procent de grootste schuldenpost. Studieschulden zijn goed voor twee procent van de schulden.
De vermogensongelijkheid tussen huishoudens daalt vanaf 2015, aldus het CBS. Dat hangt samen met de aantrekkende woningmarkt. Tot dat jaar was sprake van een stijgende vermogensongelijkheid. De inkomensongelijkheid is aanzienlijk lager dan de vermogensongelijkheid en veranderde niet in de periode 2011–2017. De Gini voor wat betreft inkomensongelijkheid is voor Schiedam 0,27. Hier hoort Schiedam alles behalve tot de top: Amsterdam kent waar het gaat om inkomens een Gini van 0,37, Bloemendaal komt tot 0,45.