Categorieën

Service

Schiedamse jenever essentieel voor slavenhandel van weleer

Schiedamse jenever essentieel voor slavenhandel van weleer
Nieuws

Schiedamse jenever essentieel voor slavenhandel van weleer

  • Han van der Horst
  • 27-01-2025
  • Nieuws
Schiedamse jenever essentieel voor slavenhandel van weleer

REPORTAGE/COLUMN - Schiedam speelde een unieke rol in de transatlantische slavenhandel. Moutwijn en jenever waren onmisbare producten voor de ruilhandel waarop de in- en verkoop van mensen was gebaseerd. Elk jaar vertrokken vanuit verscheidene Nederlandse havens schepen vol koopwaar waar op de kusten van West-Afrika veel vraag naar bestond. Over het algemeen bestond tien tot vijftien procent van zulke ladingen uit moutwijn en jenever. Die waren voornamelijk in Schiedam gestookt. 

Hierover organiseerde het Jenevermuseum gisteren een symposium. De belangstelling van het publiek was zo groot dat de bijeenkomst verplaatst moest worden naar de Lutherse Kerk, maar ook die zat al gauw bomvol. Vier sprekers belichtten – elk vanuit hun eigen deskundigheid – de betekenis van Schiedam voor de transatlantische slavenhandel. Die was groot.

Dr Michiel Doortmont, Schiedammer van geboorte en nu hoofddocent Afrikaanse geschiedenis aan de universiteit van Groningen,  legde uit hoe het werkte. Op de kust van Afrika moest met inheemse handelaren over de prijs van elke slaaf afzonderlijk worden onderhandeld. De Nederlandse scheepskapitein bracht dan uiteenlopende goederen in, tot de verkopende partij tevreden was. Daarvan werd nauwkeurig boek gehouden en zo weten wij dat er altijd moutwijn en jenever aan te pas kwam. De kapitein hield bij hoeveel de overgedragen goederen bij aanschaf in Nederland hadden gekost. Wij kunnen daarom aan de hand van deze cijfers vaststellen, dat sterke drank in guldens ook ongeveer tien tot vijftien procent uitmaakte van de prijs voor een enkele slaaf. Prof. dr. Alex van Stipriaan Luïcius – bekend van het boek Rotterdam in Slavernij - liet het publiek kennis maken met het schip Willem en Carolina, dat in 1755 door de Rotterdamse firma Coopstad en Rochussen naar Afrika werd gestuurd. Daar kocht de kapitein bij elkaar 387 mensen. Bij de handelsvoorraad hoorde onder andere 12500 liter sterke drank.

Van Coopstad en Rochussen betrok zijn moutwijn en jenever vooral van twee Rotterdamse makelaars Joan Osy en Adrianus Oudorp. Die kochten massaal in op de Korenbeurs van Schiedam. Ook de grootste slavenhandelmaatschappij van Nederland, de Middelburgsche Commercie Compagnie, haalde de sterke drank voor de slavenhandel – ook via een makelaar – van de Schiedamse beurs. Daar blijft het niet bij. In de achttiende eeuw werd Schiedamse moutwijn massaal door Engelse tussenhandelaren naar het eiland Guernsey getransporteerd, waar doorvoer volgde naar het Caribisch gebied en Afrika.

Met andere woorden: als indirecte toeleveranciers hebben de Schiedamse branders goed verdiend aan de slavenhandel. 

Jenever stond als product in West-Afrika hoog aangeschreven. Vandaar dat het tot op de huidige dag een grote rol speelt in religieuze ceremoniën. Aan de goden en de voorouders offer je tenslotte het beste. Voor slaven zelf, vertelde Alex van Stipriaan, bleef jenever een onbereikbare luxe. Die kregen op zijn best een ruw distillaat uit suikerafval. De jenever was voor de blanke leiders van de plantages. In die kringen zoop men bij sloten tegelijk. Als zij een kwade dronk hadden – en dat was vaak het geval – moesten de slaven het ontgelden. Over het algemeen verloor een aan de drank geraakte plantagedirecteur zijn baan pas als door zijn wanbeleid de oogsten tegen begonnen te vallen en hij door zijn wreedheid teveel bedrijfsschade veroorzaakte want zo werd dat door de aandeelhouders gezien.

Ludwina Elshuis legde uit hoe jenever naast een aantal andere kostbare producten een wezenlijke rol speelt bij de wintirituelen in Suriname. Rond kankantries, enorme kapokbomen, vindt men flessen Schiedamse jenever die zijn geofferd aan de voorouders. Geen mens zal proberen die weg te nemen want dan ben je vervloekt. 

Hoe kom je er achter dat die moutwijn en jenever werkelijk uit Schiedam kwam? Merel Blok, tegenwoordig verbonden aan de Vrije Universiteit, maar tot voor kort werkzaam op het gemeentearchief, legde dat uit. De bronnen in Schiedam zelf leveren weinig op. Het wordt anders als je naar de eindbestemming van jenever kijkt en dan probeert na te gaan waar die vandaan kwam. Zo kom je dan uiteindelijk terecht aan de Lange Haven bij de Korenbeurs – of Koopmansbeurs zoals die officieel heet. 

Na het symposium werd op de Branderszolder van het Jenevermuseum nog lang nagepraat. Maar niet voordat Ludwina Elshuis met een korte wintiplechtigheid het kwaad verjoeg. Daar kwamen jenever en een rituele bezem aan te pas. 

De conclusie is onontkoombaar. Schiedam heeft in de transatlantische slavenhandel een eigen rol gespeeld met een specifiek karakter en een duidelijke betekenis voor het grote geheel in deze eeuwenlange tragedie. Het kan die rol niet langer wegwuiven of bagatelliseren. Branders en distillateurs hebben grote klanten gehad aan slavenhandelaren en tropische plantages. Ze hebben er goed aan verdiend. Misschien was hun product zelfs onontbeerlijk voor het welslagen van deze handel. Dit kunnen de huidige generaties niet schouderophalend achter zich laten. Hier moeten we ons toe verhouden. Dat is een kwestie van zelfrespect.