Categorieën

Service

Lale Gül is vrij

Lale Gül is vrij
Uit

Lale Gül is vrij

  • Redactie
  • 19-01-2025
  • Uit

SCHIEDAM - Lale Gül is begonnen aan een toernooi die haar de komende weken drie keer naar onze regio brengt. Vanmiddag al (vanaf twee uur) is zij te gast bij Op Hodenpijl, in Schipluiden. Op vrijdag 31 januari staat zij in de Vlaardingse Stadsgehoorzaal met haar theatercollege ‘Ik ben vrij’. En op 12 februari is ze in het Wennekerpand te zien en horen. 

Afgelopen jaar was ze op een zomerse zondagmiddag te gast bij boekhandel Post Scriptum, waar zij uitgebreid sprak over haar boek ‘Ik ben vrij’, - dat kort voordien was verschenen - en over haar ervaringen sinds de uitgave van haar eerste boek ‘Ik ga leven’. We berichtten nog niet eerder over die avond, maar leggen u graag voor wat we meemaakten; het kan u ook interesseren voor de gedachten en het leven van Lale Gül en aanleiding zijn naar een van haar collega’s in de regio te gaan.

‘Ik ga leven’, verscheen in het voorjaar van 2021 en maakte Gül in één klap tot een BN-er. Tot haar eigen verbazing. Het boek gaan over het beklemmende milieu van een streng islamitisch gezin, en een jonge vrouw die daarbinnen haar eigen weg probeert te gaan. ‘Ik ga leven” werd een ongekend verkoopsucces en Gül maakte haar opwachting (die nodige keren) in talkshows en andere tv-programma’s. Met haar succes kwam ook een ongekende haatcampagne. 

Lale Gül had na het verschijnen van het boek helemaal geen zin om nog eens over haar familie en haarzelf te schrijven, zo vertelde ze voor een klein publiek van enkele tientallen mensen bij Post Scriptum. Ze nam er de tijd voor. “Ik was mezelf een beetje beu, had ook geen behoefte meer om dat verhaal te delen. Het leek me bijna natrappen. Ik heb al geen contact meer met mijn familie, mijn zusje van tien had ik toen al genoeg laten lijden. Waarom zou ik ze dat weer aandoen?”

Maar Gül had zich nu eenmaal neergezet als schrijfster. “De boekhandels hadden mijn volgende boek al besteld.” Gül had een contract voor een essaybundel. “Ik dacht dat ik dat zou schrijven, op basis van columns die ik had gepubliceerd. De boekhandels hadden het boek al besteld.” 

Maar ze kwam er niet uit, het idee stond haar tegen. “Ik vond het moeilijk om te weten wat mensen leuk vonden. Ik ben geen Bas Heijne. Ik had vooral media-aandacht gekregen omdat ik de enige ben die dit geluid een stem geeft. Dat maakt het uniek, ook voor mijn lezers. Toen ben ik naar de uitgever gegaan: ‘hier voel ik me niet prettig bij’. Ik geloof dat niemand hierop zit te wachten.”

In plaats daarvan vroeg ‘iedereen’ haar wel: ‘wanneer komt deel twee?’ “Ik moest dan zeggen: ‘ik kom eigenlijk niet met een deel twee’. Maar dat is juist waar ieder op wacht, juist omdat mensen er zich zo in konden herkennen. Ik moest dit schrijven.” Nu ‘Ik ben vrij’ er is, denkt Gül dat ‘ik niet een derde boek over mezelf zou kunnen schrijven’.”

‘Ik ben vrij’ heeft een andere vorm dan van ‘Ik ga leven’. “Het is een autobiografisch verslag”, zegt ze er zelf over. Fictie of non-fictie, dat zegt haar niet zo veel. “Bij de ene boekhandel staat het als fictie, bij de ander als non-fictie.”

“Ik noem het zelf auto-fictie. Het is 1 op 1 autobiografisch, ik heb het in romanvorm geschreven.” 

Gül hangt aan de romanvorm. “Dat is lekker, want het geeft de schrijver veel vrijheid.” Het voordeel van een roman is dat de schrijver personages kan laten zeggen wat hij of zij wil. “Daar mag een recensent niet over oordelen; die kan niet zeggen ‘dat vind ik een slechte mening’.” In een roman mag alles. “Je kunt niet zeggen ‘Brusselmans schreef een stom boek, want hij schreef over een vrouwonvriendelijk personage’.”

Toch werd Gül goed boos toen dagblad Trouw een recessie over haar boek publiceerde. “Sleetse Wildersretoriek, zo werd het genoemd. Maar hoe kun je oordelen over meningen van een personage in een roman?”

Een groot verschil tussen haar eerste en tweede boek is verder dat ‘Ik ben vrij’ een stuk soberder is geschreven. Gül ontving op haar eerste boek veel kritiek. Het werd ‘een wedstrijdje verpissen in eloquentie’ genoemd. “Ik was 23. Ik dacht: ‘ik ga de wereld even laten zien dat ik heel veel moeilijke woorden kan gebruiken’. Noem het bewijsdrang. Gül was en is de enige in haar familie met een academische opleiding, ze voelde zich min of meer aan haar stand verplicht. “Het komt toch ook nauwelijks voor dat een migrantenkind Nederlands gaat studeren!” 

Dus maakte ze ‘onnodig lange zinnen’, met ‘onnodig complexe woorden’. “Ik dacht dat als je zo hoogdravend mogelijk schrijft, dat je dan literatuur krijgt.” 

Het is wellicht anders. Maar feit is wel dat ‘Ik ga leven’ vierhonderdduizend keer verkocht is, ‘meer dan een miljoen keer is beluisterd op Storytel’. Ze kan zich er nog steeds over verbazen: “Zo’n groot publiek… Vooral als het mensen zijn die anders nooit boeken lezen.”

Veel van die mensen kwamen van een koude kermis thuis. “Omdat ‘Ik ga leven’ zo niet-toegankelijk is geschreven. Mensen die normaal niet zo veel lezen, geen academische opleiding hebben, nog niet zo lang in Nederland zijn, zeggen me: ‘ik wil zo graag jouw verhaal lezen, maar kom er niet doorheen’ of ‘ik snap al die moeilijke woorden niet’.” Op ‘Ik ben vrij’ kreeg ze al de reactie: “Nu praat je gewoon normaal Nederlands, nu snap ik het ook.” “Ik heb dit boek puur voor het verhaal geschreven, zo toegankelijk mogelijk.” Ze leerde ondertussen dat hoogdravend niets te maken heeft met goede literatuur. “Iets zo simpel mogelijk brengen is ook een goeie manier van kunst maken.”

Gül verbaasde zich overigens ook over de opmerking van een recensent: “Bij migrantenliteratuur moet je de lat niet zo hoog leggen. Als dat niet racistisch of paternalistisch is!”

Haar nieuwe boek is naar eigen idee ‘een openhartig en aangrijpend verhaal’ geworden. Gül vertelt in ‘Ik ben vrij’ onder meer hoe het misging bij haar eerste boek, in de communicatie met haar ouders. Ze had niemand verteld over het feit dat ze een boek had geschreven en toen ze in spanning zat over het verschijnen van haar eerste boek, was dat haar ‘kleine geheimpje’. Maar ze was vergeten haar uitgever te vertellen dat die dan maar niet een doos met boeken naar haar thuis moest sturen, zoals te doen gebruikelijk bij het verschijnen van een nieuw boek.

Dus werd er op een dag een zware doos thuis afgeleverd. Op een dag die bij Lale Gül niet te boek stond als een dag voor haar coming out als schrijver.

Ze had altijd gedacht dat het zo’n vaart niet zou lopen, met haar bekendheid. Dat wordt haar nogal eens gevraagd: hoe ze nu kon denken dat ze ‘ongemerkt’ een boek zou kunnen uitgeven waarin ze haar gezin en achtergrond zo kritisch zou beschrijven. En dat haar familie daar dan niets van ter ore zou komen. 

Een echt antwoord daarop heeft ze niet. “99,9 procent van de schrijvers komt totaal niet op tv en wordt ook niet door iedere krant geïnterviewd.” Ze had simpelweg niet gedacht dat ze op tv zou komen. “Ik ging er niet vanuit dat het zo’n mediading zou worden.” En: “In boekwinkels komen mijn ouders nooit. Dus ook nu nog vind ik het niet per se een gek idee dat ze er niet van zouden horen.”

Maar bij haar liep het dus anders. Toen ze bij Op1 aan tafel zat, realiseerde ze zich dat er ‘geen weg terug’ meer was. Ze realiseerde zich dat ze op een soort kruispunt in haar leven stond. “Ik zal nooit meer de oude Lale kunnen zijn.” Dat is gebleken.  

Wat gebeurde er? “Ik heb het als een trauma ervaren. Ik werd thuis opgewacht door een tribunaal. Mijn ouders, ooms en tantes, buren. Ieder had het doorgestuurd aan mijn ouders: ‘je dochter zit bij Op1, het geloof zwart te maken’.”

“Mijn ouders waren blind van woede. Ik heb mijn moeder nooit eerder zo meegemaakt. Het leek wel een soort psychose, ze ging om zich heen slaan.” Dat gebeurde ‘midden in de nacht’. “Ik had het terug naar huis gaan uit de studio min of meer bewust gerekt.”

“Moeder wilde dat ik de uitgeverij ging bellen, dat mijn boek overal opgehaald ging worden, en dat het contract zou worden verscheurd. Ik bevroor totaal. Ik werd uitgescholden door ooms en neven. Mijn broertje ving alle klappen voor me op, hij had gescheurde kleren en bloed op zijn gezicht. Het werd een traumatische avond. Ik ben gevlucht uit huis en heb toen de burgemeester gebeld. Ik had nog maar paar procent op mijn telefoon. Geen geld, niks, geen spullen. Ieder wilde me afmaken, zo dacht ik.”

Een paar dagen eerder had burgemeester Femke Halsema haar een appje gestuurd. Ze had van het boek van Gül gehoord. ‘Ik heb Hirschi Ali meegemaakt, hier heb je mijn nummer, voor het geval dat’, zo schreef de Amsterdamse burgermoeder. “Een paar dagen daarna had ik het al nodig. Ik was totaal gedesoriënteerd.” Gül kende niemand waar ze bij terecht zou kunnen - en langdurig blijven slapen. Dus belde ze Halsema en sprak een boodschap in. “Twee minuten later belde ze me terug. ‘Wat is er aan de hand?’ Ik legde het kort uit, dat ik een slaapplek nodig had en dat mijn batterij zo uit zou vallen. Ik kon gewoon naar haar toekomen, zei ze. De volgende dag ben ik naar een soort safehouse gebracht, voor bedreigde schrijvers. Ik wist niet dat Amsterdam zo’n faciliteit had.” Ze trof er bedreigde schrijvers uit Iran en China en Rusland. “Wat doe jij hier?, vroegen ze me.” 

Gül vond het een soort van prettig om enkele maanden in de opvang te zitten. “Het is een hele beveiligde plek, het adres bestaat niet, bedreigers konden me er niet vinden.”

Zo maakte Gül ‘een hele rare periode’ door. “Ik weet er niet zo veel van, heb dat teruggedrongen. Ik werd continu gebeld, heb best wel een hele grote familie, en ieder ging me bellen en berichten sturen. Dat ik mijn achternaam moest veranderen. Dat ik moest zorgen dat ik ze niet tegenkwam, want ze zouden zich niet kunnen beheersen, zo boos waren ze.”

Gül zat wekelijks op het politiebureau, om aangifte te doen. “Een paar maanden eerder was ik nog student aan de VU en kon ik gewoon over straat.” Opmerkelijk: “Toen was ik buiten vrij, nu was het omgekeerd: was ik thuis vrijer dan ooit, maar buiten niet.”

Toch moet ze soms ook lachen als ze terugdenkt aan die dagen. “Tenenkrommend ook”, om zichzelf terug te zien op beelden. “Ik heb nu een bepaald gemak dat er toen nog niet was. Mensen zeggen het me ook: ‘je lijkt wel een totaal ander persoon’.”

Vanuit het publiek bij Post Scriptum komt de vraag hoe Lale omgaat met bedreigingen. “Het maakt nu niet echt indruk meer. Ooit vroeg ik me af hoe ik normaal kon functioneren als er altijd wel iemand is die zegt: ‘wacht maar…’ Maar nu maakt het gewoon geen indruk meer. Dan denk ik: daar heb je er weer zo een; blokkeren en verder.” Zelf vindt ze het best knap dat ze daar vrij snel uit is.

“Lang heb ik gedacht: kan ik nog wel optredens doen. Maar dat heb ik steeds meer losgelaten. Volgens mij zijn het alleen maar blaffende honden… Ik kom inmiddels wel ontspannen naar Schiedam. Ik was pas in Groningen, in een zaaltje waar ik een jaar eerder ook was. Daar zeiden ze: ‘je lijkt nu totaal iemand anders. Eerst was je gesloten en schuchter, erg op je hoede. Nu heb je dat niet meer’. Ik heb het losgelaten, zie het als een gegeven. Als je schrijver of opiniemaker bent, heb je misschien wel altijd te maken met mensen die je bedreigen.” Triest maar waar.

“Het hoort helaas bij het sociale mediatijdperk. Natuurlijk kun je er ook voor kiezen om niet op sociale media te zitten, maar dan mis je ook de positieve berichten.” Ondertussen is ook de frequentie waarop ze naar het politiebureau gaat, flink verlaagd. “Daar zeggen ze: ‘mevrouw Gül, we gaan niet elke anonieme bedreiging meer onderzoeken; dan kunnen we nooit meer wat anders doen’. Het schijnt heel moeilijk om zelfs maar iemand op te sporen.” Lale Gül kon op bezoek in Schiedam ook een update geven van de resultaten van de vervolging door justitie. “Bij twee mensen is het tot een rechtszaak gekomen; ze hebben een jaar cel gehad.” Dat waren mensen waarvan er een in de weer was met onthoofdingsfilmpjes, daar Lale’s gezicht in bewerkte en die video’s dan ‘vanaf twintig accounts’ de wereld in stuurde. Een ander verscheurde Güls boek in de winkel en bedreigde met een mes een winkelmedewerker. “Ik weet niet wat die mensen bezielt. Voor mij zijn het gekkies. Ik hoop dat ik ze nooit tegenkom, behalve in de rechtszaal.”

Duidelijk is: ook al heeft Gül aan flair gewonnen, denkt ze de risico’s voor lijf en leden kleiner, van onbevangen buiten op straat lopen is voor haar nauwelijks meer sprake. “Daarom ga ik zo vaak als ik kan naar het buitenland, daar kan ik zonder vermomming op straat.” Het scheelt ook ze op straat zou willen lopen. “Optreden in Rotterdam vind ik nog lastig, dat is een multiculturele stad, daar zijn meer haters. Maar ik woon nu in een vrij rustig dorp, ik heb alleen bejaarde buren. Ik weet niet of ik bij het boodschappen doen op mijn hoede moet zijn. De mensen in de winkel kennen mijn verhaal niet, of ze doen alsof ze het niet weten. Ik ben nog niet bij omroep Max geweest…” 

Andere consequenties zijn er ook: haar familie ziet ze niet meer. Dat vindt ze vooral lastig waar het haar zusje Defne betreft. “Mijn zusje is dertien, we schelen dertien jaar.” Het lijkt erop dat de jongste telg door haar ouders nog strenger wordt opgevoed dan Lale, zo vertelt ze. “Ze willen niet nog een keer zo’n dochter. Iedereen let op haar.”

“Ik denk dat ik het mezelf kwalijk neem dat ik haar in zo’n positie heb geschopt, omdat ik zo bombastisch uit de kast ben gekomen. Zo is ze door mij getraumatiseerd, daar voel ik me schuldig over.”

“Aan de andere kant: het lijkt of Defne daar niet zo veel moeite mee heeft. Ze is veel met het geloof bezig. Ik vraag me dan af: heeft ze dat van zichzelf, is het van mijn ouders? Ik hoop dat als ze twintig of 25 is, dat ze voor zichzelf kan nadenken. Als ze besluit minder religieus te zijn, heeft ze mij als voorbeeld, die optie heeft ze. Nu zet ze zich heel erg af tegen mij. Ik probeer het met een korrel zout te nemen.”

“En misschien bedenkt ze: ik wil niet zoals mijn zus zijn. Daar krijgt ze wel het nodige van mee, in de moskee, op vakantie in Turkije, daar hoort ze: ‘he dat is toch jouw zus’. Ze ziet me geloof ik als een soort verloren persoon.“

In ‘Ik ben vrij’ schrijft Gül een brief aan Defne: “Ik weet nog goed toen ik je voor het eerst zag, in je maxicosi kwam je bij ons thuis aan, in ons kleine flatje in Amsterdam-West, uit het toen nog Lucas Andreas Ziekenhuis. (..) Je leek meer op speelgoed dan op een echt mens, want ik kon me niet voorstellen hoe zoiets kleins en kwetsbaars op een dag zou groeien.” Iemand in de zaal pleitte ervoor de brief los uit te geven en uit te delen op scholen. “Het heeft lang gevoeld alsof je mijn kind was, alsof ik je heb opgevoed”, schreef Gül. “Ik heb jouw hele groeiproces bewust meegemaakt, en daarom vind ik het extra pijnlijk dat we nu amper contact meer hebben, en dat je zo hebt moeten lijden onder mijn boek en mijn publieke optredens. Het spijt me enorm. (..) Maar onthoud, alsjeblieft, dat ik nooit kwade bedoelingen had. En ik erg veel van je hou. Dat zal altijd zo blijven. Ik hoop dat ons contact ooit weer minder ongemakkelijk en pijnlijk wordt.”

In de brief geeft Gül ook beknopt de argumenten voor die haar deden breken met haar geloof. Regels en gebruiken die ze niet kan delen. “Misschien kom jij op een zeker punt in je leven tot dezelfde conclusie. Maar dat hoeft natuurlijk niet. (..) Vergeet nooit: het is jouw leven, jouw lichaam, het zijn jouw ideeën, het is jouw toekomst. (..) Jij bent de baas, en niemand anders.”

Gül kreeg ook de vraag voorgelegd of zij denkt dat de islam in Nederland verandert. Behalve dat het goed is om te vermijden over ‘de islam’ te spreken, ziet de jonge auteur ‘meerdere ontwikkelingen naast elkaar’. “Er zijn mensen als ik die denken: ik trek het niet, ik ga zelf bepalen. Die ontwikkeling zul je vast bij meer mensen hebben. Je zult ook mensen hebben die juist de andere kant opgaan: superhard aan religie vasthouden, strenger doen dan hun omgeving.”

De denkfout die mensen maken is, zo zegt ze: “In Nederland of in christelijke gemeenschappen is het zo gegaan, dus het zal ook in islamitische gemeenschappen zo gaan. Het is niet vanzelf gegaan. Je had een voorhoede die het allemaal bespreekbaar maakte: ‘misschien moeten we eens kappen met homo’s onderdrukken’. Dat is als een olievlek naar de rest van de samenleving gegaan.”

“Ik geloof wel in een voorhoede, van schrijvers en sprekers, die het aan de kaak stellen en bespreekbaar maken. Maar het gaat niet vanzelf. In Saoudi-Arabië mogen vrouwen pas sinds een paar jaar autorijden. In Iran word je nog doodgeschoten als je rapliedjes schrijft en gedichten maakt tegen het regime. In Indonesië, een democratisch land, worden nog zweepslagen gegeven. Ik hoop dat een voorhoede opstaat, in al die landen, maar ook in Nederland, die zegt: ‘jongens, er zijn misstanden, daar moeten we het over hebben’. Over de vrijheid om je eigen partner te kiezen of als vrouw naar het strand te gaan.”

Het verklaart volgens Gül ook waarom in ‘dat soort landen’ mensen worden tegengewerkt en geïntimideerd. “Omdat ze (de autoriteiten, red.) weten dat als er een voorhoede opstaat, die mensen gaat meenemen. Regeringsleiders weten dat. En dus willen ze die ontwikkelingen zo vroeg mogelijk de kop in drukken, om alle macht te behouden. Theocratische regimes weten dat. Die hebben ook mensen hier in Nederland. Vandaar dat ik bedreigingen krijg. We moeten daar met zijn allen een keer mee afrekenen.”

Lale Gül heeft ook haar pappenheimers leren kennen. “Het is pijnlijk om de gewaarwording te krijgen: ‘ik ben progressief, sta voor vrijheden, homogemeenschap, feministen’. Dan denk je dat je van progressieve mensen een warm welkom krijgt. Ik kwam van een koude kermis thuis. Ik krijg juist steun van de VVD en rechtse mensen. Van de linker kant klinkt het: ‘dat is racistisch wat je zegt, of islamofoob’. Negatieve uitspraken over bepaalde dingen in de moslimgemeenschap mag je niet doen, want daarmee geef je Wilders gelijk. Maar ik heb toch niets met Wilders te maken? Ik wil dingen aankaarten, dat recht heb ik.” 

Gül ervaart dat er ‘een beeld moet worden hooggehouden dat de multiculturele samenleving een groot succes is’. “Dat alles positief is, dat is een onzeker en nep uitgangspunt. Er worden meisjes in elkaar geslagen door hun broer omdat ze hebben gezoend… Mensen zijn niet gek!”

“Er zijn gewoon dingen waar we het over moeten hebben. Links probeert het onder het tapijt te schuiven, omdat ze er onzeker over zijn.” Alsof je het niet over oplossingen voor misstanden kan hebben en toch geen racist kan zijn. “We hoeven niet in een kramp te raken. Er zijn veel dingen die je kunt doen. Dingen constateren, onderzoek er laten zijn, om vooral in die groepen meer voorlichting over zaken te geven. Het begint bij het erkennen van het probleem, bijvoorbeeld Marokkaanse jongeren die homo’s in elkaar slaan.”

Aan Lale Gül werd in Post Scriptum ook gevraagd hoe zij zichzelf zag. “Ik zie mezelf niet als schrijver schrijver, ik ben geen Ilja Leonard Pfeijffer. Mijn boeken hebben vooral een boodschap. Mijn stijl is toegankelijk en prettig, zodat zoveel mogelijk mensen het kunnen lezen. Ik wil iets aankaarten en debat aanzwengelen.”

Daarin lijkt ze te slagen. “Ik krijg reacties als: ‘we wisten nooit hoe we het onderwerp van gesprek konden maken, die dingen die we zagen gebeuren die volgens ons niet goed gingen, maar door jouw boek hebben we een mooi gesprek gehad in de klas’.” Die reacties komen ook van buiten de dijken: uit ‘Slovenië, Italië, Duitsland en Frankrijk’. “Door jouw boek heb ik een goed gesprek gehad met mijn schoonouders; nu zijn we toch dichter bij elkaar gekomen.” 

“Ik ben vooral iemand die een boodschap heeft. Ik vind een boek wel een fijn medium. Je in alle detail kunnen verdiepen in een leven, een personage. Een documentaire bijvoorbeeld is

meer beperkt, dat moet in vijftig minuten die ook nog entertainend moeten zijn.” Een ander medium is het theater. Lale Gül gaat zich wagen aan een theatertour. “Ik ga dertig keer optreden. Heel spannend! Het wordt een beetje een interview als dit, afgewisseld met muziek, video, podcast, met mij en ook experts. Het concept is: het verlaten van religie. Wat doet dat met je als je zo bent opgegroeid.” 

“Mensen vragen: ‘heb je spijt?’ Op veel momenten heb ik veel spijt gehad, als ik weer op het politiebureau zat, of bij het openen van mijn inbox. Nu doe ik alsof dat niet bestaat, die intimidatie. Ik heb ook een schuldgevoel voor mijn zusje. Maar alles bij elkaar kan ik inmiddels wel zeggen dat ik heel blij ben met wat het voor positiefs heeft gebracht. Alleen al die reacties - pas nog iemand: ‘ik had een onderdrukkende relatie met een werkgever, maar heb daar mee kunnen afrekenen’ - maar het heeft me ook meer zelfverzekerdheid gegeven. Het is heel gek wat een boek kan doen dat gaat over religieuze onderdrukking. Het kan hem in één zinnetje zitten waarop iemand denkt: ‘ik ga ook voor mezelf kiezen’.”