Categorieën

Service

Bestemmingsplan 's-Graveland/ Spaanse Polder moet over

Bestemmingsplan 's-Graveland/ Spaanse Polder moet over
Nieuws

Bestemmingsplan 's-Graveland/ Spaanse Polder moet over

  • Ted Konings
  • 31-05-2023
  • Nieuws
Bestemmingsplan 's-Graveland/ Spaanse Polder moet over

SCHIEDAM - Huiswerk moet over. Dat is opnieuw het oordeel dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State velt over een Schiedams bestemmingsplan.

Het gaat om het bestemmingsplan 's-Graveland & Spaanse Polder 2020. Dat is op 15 december 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Maar voldoet volgens de staatsraad niet aan de eisen. Vorige maand velde de Raad van State een vergelijkbaar oordeel over het bestemmingsplan Schieveste. Dat is ondertussen gisteravond in hernieuwde vorm door de gemeenteraad van Schiedam vastgesteld.

Het plan voor de ’s-Gravelandsepolder en Spaanse Polder was volgens de gemeente Schiedam nodig voor de plannen om het bedrijventerrein nieuw leven in te blazen. Een onderdeel ervan is een zone langs de A20. Die moet, aldus de plantoelichting, de etalage van het gebied worden. Dat kan door overwegend gebouwen van minimaal vier lagen en een hoogwaardige uitstraling neer te zetten. 

Dat zag De Vlist Vastgoed, eigenaar van panden op de Bokelweg 100 en de Nijverheidsstraat 36 niet zitten. En ging in beroep, samen met de Vereniging van eigenaren Bokelweg.

Zie dit artikel.

De afdeling Bestuursrechtspraak oordeelt vandaag geen definitief oordeel te kunnen uitspreken. 

Dit omdat er in het bestemmingsplan het een en ander ontbreekt. Het besluit van de raad van december 2020 is volgens de Raad van State ‘in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb’.

Om het geschil te kunnen slechten verordonneert de staatsraad dat Schiedam die gebreken moet herstellen. Binnen een half jaar. Dat kan door of een nieuw bestemmingsplan vast te stellen, of het voorliggende aan te vullen met ‘de vereiste onderzoeken’ en dit deugdelijk motiveren.

Met name twee dingen zijn volgens ‘de Afdeling’ niet in de haak aan het bestemmingsplan. “Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.”

De overwegingen van de drie rechters van de Afdeling daarbij stellen dat ‘het plan ter plaatse van de etalagezone ten opzichte van het hiervoor geldende bestemmingsplan een nieuw ruimtebeslag mogelijk maakt’. “De bouwmogelijkheden nemen aanzienlijk toe. De in het plan voorziene herontwikkeling van de etalagezone gaat namelijk gepaard met een aanzienlijke toename van de bouwmassa. Het plan staat immers binnen de etalagezone een maximum bouwhoogte van veertig meter toe, waar op grond van het hiervoor geldende bestemmingsplan een maximum bouwhoogte van 21 meter gold. Daarnaast voorziet het plan in een beperkte planologische functiewijziging binnen de etalagezone, waaronder een toevoeging van zelfstandige kantoren. Met verweerder is ter zitting vastgesteld dat het in het verweerschrift ingenomen standpunt dat geen sprake is van een toename van het ruimtebeslag met meer dan 500 m2, onjuist is.”

“Voor zover de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van functies binnen de etalagezone ten hoogste 30.000 m² bedraagt, waardoor de toename van het ruimtebeslag beperkt is, overweegt de Afdeling dat dit maximum op grond van artikel 3.5, aanhef en onder g, van de planregels slechts betrekking heeft op bedrijfsterreingebonden kantoren en zelfstandige kantoren. Ten aanzien van de overige op grond van artikel 3.1 van de planregels toegestane functies binnen de etalagezone is geen maximum bruto vloeroppervlakte in de planregels opgenomen.”

De conclusie van de staatsraad is dat de Schiedamse gemeenteraad voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan een onderzoek naar de behoefte van de nieuwe stedelijke ontwikkeling had moeten (laten) verrichten. “Dat heeft de raad in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, niet gedaan.” 

Het andere punt dat de rechters dwarszit is dat niet gebleken is dat de Schiedamse raad of het college een m.e.r.-beoordelingsbesluit heeft genomen. “Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende inzichtelijk gemaakt in hoeverre een integrale beoordeling van de mogelijke nadelige gevolgen van het plan voor het milieu heeft plaatsgevonden. Het plan is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet zorgvuldig voorbereid en in strijd met artikel 3:46 van de Awb niet deugdelijk gemotiveerd.”

Dat huiswerk moet dus over, aldus de staatsraad. “Als uit het nog te nemen m.e.r.-beoordelingsbesluit volgt dat vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die het plan voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapport moet worden gemaakt, dan dient de raad dit aan de Afdeling mede te delen. Dit betekent dat de lusopdracht in dit opzicht uitsluitend strekt tot het maken van een m.e.r.-beoordelingsbesluit en niet tot het maken van een milieueffectrapport." De raad moet een eventueel gewijzigd besluit wel op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen.