Arm en rijk leven ook in Schiedam meer en meer langs elkaar heen
- Redactie
- 05-04-2024
- Nieuws
ACHTERGROND - Rijke en minder rijke Schiedammers leven steeds meer langs elkaar heen. Dat constateert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in de studie ‘De leefwerelden van arm en rijk’.
Van alle welvarende inwoners leeft hier in de stad dertig tot veertig procent in een bubbel met alleen maar andere mensen in goede doen, zo constateert het SCP. Dat percentage is in de loop der jaren stijgend. Denk aan de mensen die iemand tegenkomt op straat, in de winkel, op het werk en op het schoolplein.
Een vergelijkbare, eenzijdige ontwikkeling treft de Schiedammers met minder (financiële) mogelijkheden. Ook zij raken steeds meer op elkaar aangewezen. Nu zou tussen de vijftig en zestig procent van deze armere Schiedammers vooral mensen treffen die ook niet zo veel te besteden hebben.
Het SCP verdeelde de Nederlanders in inkomensgroepen en rekende de twintig procent met het hoogste inkomen tot de ‘rijken’ en de twintig procent die het minst verdient tot de ‘armen’.
Dan blijkt dat Schiedam als stad relatief arm is, want van de Schiedammers hoort ruim twaalf procent tot de groep rijken (tegen landelijk dus eenvijfde) en bijna een kwart tot de armen.
Wie naar andere gemeenten kijkt, ziet dat de arme inwoners met een eenzijdige leefwereld in de meerderheid zijn in vooral de stedelijk gebieden. Meer dan zestig procent armen die niet uit de eigen bubbel komen zijn te vinden in steden als Rotterdam, Groningen, Enschede, Almelo, Arnhem, Maastricht en Heerlen. In veel plattelandsgemeenten is dat minder dan twintig procent.
Meer dan zestig procent van de rijken die niet of nauwelijks ‘onder andere mensen komen’ zijn te vinden in veel gemeenten, met name niet de grootste, in Zuid- en Noord-Holland en Brabant. Denk aan Lansingerland, Westland, Wassenaar, Teylingen, Bodegraven en Leidschendam-Voorburg. In de grootste delen van Groningen, Friesland en Drenthe is dit minder dan twintig procent.
De ontwikkeling zoals die in Schiedam en de meeste gemeenten in het land gaande is, moeten we niet willen. “Gescheiden leefwerelden gaan ten koste van kansengelijkheid”, zo stelt het SCP ronduit. Dat heeft meerdere redenen. Zo biedt de leefwereld van mensen met veel hulpbronnen vaak meer kansen dan die van mensen met weinig hulpbronnen. Denk aan werkgelegenheid bijvoorbeeld. Verder dragen gescheiden leefwerelden bij aan het in stand houden van de ongelijke verdeling in hulpbronnen. “Degenen die al veel hulpbronnen hebben doen in hun omgeving dan vooral relaties op met andere mensen met veel hulpbronnen, waardoor zij meer sociaal kapitaal opdoen dan mensen met weinig hulpbronnen”, aldus de onderzoekers. “Ook culturele hulpbronnen, zoals kennis, waarden, smaken en humor, worden doorgegeven in de eigen omgeving en blijven bij gescheiden leefwerelden dus kenmerkend voor sociale klassen.” Op den duur betekent dit dat ook de toegankelijkheid van de instituties die kansen bieden voor bepaalde groepen vermindert. “Waar sociale groepen met veel hulpbronnen domineren, gelden dan immers de voor hen typerende culturele codes.”
Gescheiden leefwerelden gaan ook ten koste van sociale samenhang, zo stelt het SCP. Zo bestaat er meer maatschappelijke onrust in meer gescheiden buurten of netwerken. Ook ervaren mensen daar minder binding met de samenleving, en hebben ze minder vertrouwen in anderen. “Maar de gevolgen zijn niet voor iedereen gelijk. In gescheiden leefwerelden hebben mensen met veel hulpbronnen maar weinig zicht op de oorzaken van de lagere positie van anderen.” Negatieve vooroordelen kunnen zo makkelijk ontstaan en die worden dan maar weinig weerlegd in persoonlijk contact.
“Gescheiden leefwerelden lijken er zo aan bij te dragen dat veel Nederlanders met een praktische opleiding ervaren dat er op hen wordt neergekeken en dat degenen met macht en invloed op grote afstand van hen staan”, zo wordt in het rapport gesteld. “Mensen met weinig hulpbronnen ervaren dan ook veel meer dan mensen met veel hulpbronnen een tegenstelling tussen arm en rijk.”
De gescheiden leefwerelden gaan dus vooral ten koste van de kansen en maatschappelijke binding van mensen met weinig hulpbronnen. Volgens het SCP geldt voor ruim een half miljoen weinig welvarende Nederlanders dat zij leven in een eenzijdige leefwereld met weinig welvaart. Van meer dan zeshonderdduizend welvarende Nederlanders is de leefwereld juist eenzijdig welvarend.
Tussen 2011 en 2020 werden de leefwerelden van de minst en die van de meest welvarende Nederlanders iets eenzijdiger, waarmee zij zich dus wegbewogen van het midden. “Anders gezegd werden de leefwerelden van de armste Nederlanders iets armer, terwijl de leefwerelden van de rijkste Nederlanders juist iets rijker werden. Het deel van de armste Nederlanders van wie de leefwereld eenzijdig is nam toe van 43 naar 46 procent, en het deel van de rijkste Nederlanders van 46 naar 50 procent.” Hoewel deze ontwikkelingen bescheiden lijken, is de toename wel degelijk betekenisvol, als we bedenken dat deze een uitkomst is van trage veranderingen in de ordenende mechanismen in de samenleving, aldus het SCP.
Een van de belangrijke factoren achter het eenzijdiger worden van de leefwereld van mensen, is hun woonomgeving. Die wordt eenzijdiger, met name door de liberalisatie van de woningmarkt. “Het rijksbeleid, dat was gericht op het verbeteren van kwetsbare wijken, kwam tot een einde en de bewegingsruimte van woningcorporaties werd ingeperkt”, aldus het SCP. “Als gevolg hiervan kwam in een afnemend aantal sociale huurwoningen een groter aandeel bewoners met een laag inkomen te wonen. Ook nam de concentratie van kwetsbare bewonersgroepen in de wijken met veel sociale huurwoningen toe. Ondertussen verhuisden veel stedelingen met lage inkomens naar de randen van de stad en omliggende gemeenten.”
De relatief sterke stijging van de woningprijzen speelt volgens het SCP op verschillende manieren een rol in het eenzijdiger worden van de straten waarin we wonen. “Ten eerste betekent de regionale prijsstijging dat huizenbezitters in deze regio’s rijker worden, en daarmee ook veel buren, collega’s en familieleden van welvarende inwoners van deze regio’s. Zelfs wanneer niemand zou verhuizen, zou de leefwereld van welvarende inwoners van deze regio’s dus eenzijdiger worden.”
Bovendien brengen de toegenomen verschillen in woningprijzen met zich mee dat de duurdere woongebieden voor steeds minder mensen toegankelijk worden. “Nieuwe bewoners zijn dan relatief welvarend. Vervolgens zal de sociale infrastructuur zich aanpassen aan de veranderende bevolkingssamenstelling. Als meer mensen met een hoge welvaart in deze regio’s komen te leven, ontstaat immers ook meer draagvlak voor exclusieve woonprojecten, uitgaansgelegenheden en clubs, terwijl meer betaalbare ontmoetingsgelegenheden draagvlak verliezen.”
Een ongewenste ontwikkeling, aldus het SCP: “Nederland ziet zichzelf als een egalitair land. Bij het spreken over sociale klasse bagatelliseren we vaak dat sociaal-economische ongelijkheid bestaat, of zijn we geneigd te benadrukken dat dit niet betekent dat bepaalde mensen meer waard zijn dan anderen.” Maar als de ongelijkheid in de samenleving blijft toenemen, zullen de leefwerelden van mensen steeds verder uit elkaar drijven, aldus het SCP.