Benieuwd naar het volgende fiasco
- Han van der Horst
- 05-11-2023
- Nieuws
COLUMN - Je hebt in Schiedam refreinen die eindeloos worden gezongen. Een daarvan gaat over het station. Het plein voor de deur vormt een lullige entree, onze machtige stad onwaardig. Daarom moet de boel rigoureus op de schop genomen worden. Dit kan eigenlijk zo niet langer.
Het is weer zo ver. Een consortium, min of meer onder leiding van Haskoning, moet met alternatieven komen voor de huidige situatie. Want het is allemaal schamel: een plein van niks dat aansluit op een akelige vlakte waar maar niks gebouwd wordt. Een winderige tramhalte. Wie daar het station uit komen, kunnen zich wel voorstellen dat ze gaan kennis maken met een stad vol criminelen en betegelde tuinen.
Het consortium moet meer eenheid brengen in de stadsdelen ten zuiden en ten noorden van het station. Dat zal niet meevallen: er lopen een spoorlijn, een metrolijn en de brede Horvathweg. Die kunnen niet verdwijnen en het is moeilijk voorstelbaar dat het consortium voorstelt net als in Delft alles onder de grond te stoppen. Daar is die stad namelijk bijna aan over de kop gegaan.
Je mag niet bijgelovig zijn, maar misschien hebben kwade geesten al eeuwen lang het stationsgebied in bezit. Het gesodemieter begon al in de jaren veertig van de negentiende eeuw toen de spoorlijn tussen Delft en Rotterdam werd aangelegd. Er was besloten dat er vlak over de Schie een station Schiedam moest worden gebouwd, toen nog een stuk buiten de bebouwde kom. Het polderbestuur onder wie het terrein viel, dreigde meteen met een proces: een station zou de wind voor een naburige watermolen wegvangen. De Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij liet het niet op een conflict aankomen. Schiedam kreeg een heel laag houten station met alleen een begane grond. De stad kon daar geen eer mee inleggen.
In 1889 deed het polderbestuur niet zo moeilijk meer. Daardoor kon een nieuw station worden gebouwd dat meer in overeenstemming was met de status van Schiedam, waarvan het inwonertal de twintigduizend had overschreden. Dirk Maragant, de vaste architect van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij, ontwierp een soort paleisje geïnspireerd door de herenhuisarchitectuur van de zeventiende eeuw. Het gebouw kon nu wel de hoogte in. Er kwam een verdieping boven de entreehal, waar kaartjes konden worden gekocht en de kruier wachtte om de bagage van rijke passagiers te dragen. Een brede trap leidde naar het perroneiland met aan beide kanten rails. Er was een halve overkapping zodat de reizigers droog stonden, maar ze konden ook gebruikmaken van twee wachtkamers, een eenvoudige voor de tweede en de derde klasse en een luxueuze voor de eerste. Natuurlijk kende het station een buffet. Boven de loketruimte waren twee kleine woningen voor personeel. Het station lag nog steeds in weidegebied maar daar zou verandering in komen toen de Singel tussen de Overschiesche Dwarsstraat en de spoorlijn werd bebouwd. Het waren voor die tijd beste mooie woningen, die al een halve eeuw geleden zonder reden werden afgebroken zodat de huidige vlakte ontstond. Toen die huizen er eenmaal stonden, kwam er een plein voor het station, waar eerst de paardentram en later stadsautobussen hun eindpunt vonden.
Het station stond een stuk dichter tegen de Schie aan dan het tegenwoordige. Op de plek van het huidige plein vond men de Stationsstraat en de Spoorstraat met lage huisjes, zoals je die ook in de hofjes van de binnenstad vond. Ook aan de andere kant van het spoor hield vergelijkbare bebouwing zich moeizaam overeind. Het stond daar bekend als de Rooie Kool Buurt. Die is afgebroken om plaats te maken voor de Parallelweg, bij Schiedammers beter bekend als de Prelleweg. Het waren voor arbeiders bedoelde woningen, neergezet door de firma´s D.J. van Bochove en P. Korsten & Zn. Elk perceel telde een benedenhuis en twee bovenwoningen. De Parallelweg ontwikkelde zich tot een volksbuurt met een apart karakter en een eigen verenigingsleven. De geïsoleerde ligging en het gegeven dat het een doodlopende straat vormde langs het spoor, maakten dat buitenstaanders er niets te zoeken hadden. Na de Tweede Wereldoorlog raakten de woningen in verval. De gemeentelijke huisvesting ging er bij voorkeur mensen onderbrengen die in het spraakgebruik van die tijd ‘asociaal’ genoemd werden. Onderhoud pleegde men niet. Achter de Parallelweg was een ouderwetse vuilnisbelt gekomen en de bewoners hadden veel last van ongedierte. De hele boel is tenslotte afgebroken, lang nadat de situatie voor de bewoners onhoudbaar was geworden.
Het voorpleintje van het station bleef tot na de bouw van het huidige station leeg. Men hoopte op een nieuwe stationsentree vol allure, maar dat is er nooit van gekomen omdat men direct langs het nieuwe station de Horvathweg aanlegde, een brede verkeersverbinding tussen de Van Haarenlaan en de Beukelsweg in Rotterdam aan de andere kant van de Delfshavense Schie. Onder die weg kwam een voetgangerstunnel met een luifel aan het begin, die naar een ontvangsthal leidde met een rij loketten. Vandaar kon men doorlopen naar het nieuwe overdekte station, dat niet minder dan drie perrons telde en vier sporen. Ik was nog een kind, maar ik weet dat de Schiedammers er reuze trots op waren. De oude huisjes van de Stationsstraat en de Spoorstraat werden afgebroken om plaats te maken voor het nieuwe stationsplein, meer een stenen vlakte eigenlijk met in het midden plek voor de eindhaltes van de RET-bussen. Je had toen een veel dichter lijnennet dan tegenwoordig en de bussen reden ook frequenter. Het was voor het station een drukte van belang maar gezellig was het niet.
Net als tegenwoordig. Opnieuw leidt de ontevredenheid met de entree van Schiedam tot plannenmakerij. Ik ben benieuwd wat voor een fiasco er nu weer uit komt. Als je het allemaal bij elkaar optelt, was dat pleintje met het oude station nog het aardigst. Maar ja, afgebroken, gesloopt, weggehaald. Zonde.
Wie wil weten hoe het station en het plein er in het verleden uitzagen, kijk eens hier, of hier, of hier.