Stille Omgang
- Han van der Horst
- 29-05-2022
- Gezond
COLUMN - Veel Schiedammers waren onder de indruk van de Liduinaprocessie die verleden week door de binnenstad trok. Dat kwam niet zozeer door de oud-Roomse pracht maar eerder door de devotie waarvan de deelnemers getuigenis aflegden. Margi Geerlinks, fotograaf en galeriehoudster op de Hoogstraat, maakte prachtige opnames. Paul Meuldijk deed hetzelfde.
Het zag er eeuwenoud uit, maar we hebben te maken met een recente Schiedamse traditie. Tot 1983 mochten katholieke processies vrijwel nergens de openbare weg gebruiken. Men moest noodgedwongen in de kerk blijven of erom heen lopen als er een uitgebreide tuin was, zoals in Kethel.
In Amsterdam hadden ze al in de gouden eeuw iets gevonden om dit verbod te omzeilen. Je mocht niet in processie over straat trekken, maar wel in kleine groepjes een bepaalde route lopen. Katholieke mannen deden dat elke zestiende maart ná zonsondergang. Ze baden gezamenlijk zachtjes voor zich heen. Zo herdachten zij het Heilig Mirakel van Amsterdam. Wat dat was, doet er hier niet toe. Deze traditie kreeg bekendheid als Stille Omgang.
In Schiedam kwamen de katholieken op het idee dit voorbeeld na te volgen, maar dan om hun heilige Liduina te herdenken. Net als in de hoofdstad waren vrouwen niet welkom. Die hoorden zo laat niet op straat te zijn.
Schiedam telde in de jaren vijftig van de vorige eeuw nog vijf parochies. Ze organiseerden allemaal hun eigen Stille Omgang. De mannen verzamelden zich in de kerk en vertrokken van daaruit naar de binnenstad, waar verschillende plekken waren die met Liduina werden geassocieerd, al was er niets concreets meer te vinden dat aan haar herinnerde. Vaders namen hun zonen mee. Hoewel de mijne absoluut niet gediend was van vieringen buiten de zondagsmis, deed hij toch mee aan de Stille Omgang. Niet uit devotie, maar om mij een avontuur te bezorgen. Ik pakte zijn hand stevig vast, terwijl wij ons in de stoet voegden. Met de andere hand tastte ik naar de kralen van mijn rozenkrans.
Voor de heidenen onder U; een rozenkrans is een ketting met zes grote en 53 kleinere kralen. Ze staan allemaal voor een gebed. Wie de rozenkrans bidt, is wel even bezig: er zitten vijf onze vaders en vijftig wees gegroeten in het zogenaamde Rozenhoedje. Een volledige rozenkrans omvat echter drie rozenhoedjes. Alleen fanatici doen dat. Ik kwam zelf nooit verder dan een wees gegroet of twintig met bijbehorende onze vaders.
Ook mijn vader hield zijn andere hand in zijn zak, maar ik wist haast zeker dat daar geen rozenkrans zat. Ook bad hij niet luidop zoals ik en de andere deelnemers aan de Stille Omgang. Hij bromde maar wat voor zich heen.
Ik begreep dat hij een gevaarlijk pad bewandelde. Toen ik hem eens vroeg wanneer hij nu eigenlijk ging biechten, antwoordde hij: ¨Als jij naar je bed bent, jongen¨. Te communie heb ik hem van mijn leven niet zien gaan. Géén rozenkrans kon hem duur te staan komen. Elke katholiek, zo leerden wij op school, moest te allen tijde een rozenkrans bij zich dragen. Als je dan een levensgevaarlijk ongeluk kreeg, zagen de omstanders dat je katholiek was. Dan werd er vlug een priester bijgehaald voor het sacrament van het Heilig Oliesel. Een onder katholieken beroemd verhaal heette 'De rozenkrans van het geluk'. Dit gaat over een jongen die elke dag in de tram het meisje van zijn dromen ziet zitten. Hij durft haar niet aan te spreken. Bovendien is hij bang dat ze niet katholiek is. Dan zit ze op een dag in haar tasje te rommelen en er valt een rozenkrans uit. Laatste scene: ze zijn gelukkig getrouwd en ouders van een groot gezin.
De Stille Omgang was zogenaamd geheim. Dus we lieten onze rozenkransen niet zien. We raakten met onze vingers kraaltje voor kraaltje aan en antwoordden op de voorbiddende pastoor, die in zijn eentje voor ons uit liep. De stoet trok door de kleine straatjes van de nog ongeschonden binnenstad waar gaslantaarns voor een gelig licht zorgden. Er was geen mens op straat. We zagen nu en dan protestanten door hun gordijntjes naar buiten gluren. Of misschien loerden daar wel mensen die niks waren. Onze bovenburen waren niks bijvoorbeeld. Moslims woonden er nog niet in de stad. Die hebben trouwens ook een soort rozenkrans maar dan met veel minder kralen.
Het was geheimzinnig. De huizenrijen werden onderbroken door gangen en poortjes waarvan je niet wist waar ze naar toe leidden en wat je aan het eind zou aantreffen. En altijd hoorde je het gezoem van de biddende mannen. Ik herinner me nog hoe we halverwege de Lange Achterweg bij het Weeshuis de stoet van een andere parochie tegenkwamen, die in tegenovergestelde richting liep. Ik hield mijn vader stevig vast. Ik was gelukkig. God waakte over mij en hoorde onze gebeden. Ik bad ook een beetje voor het zielenheil van mijn vader. Dat leek me wel nodig.