Inflatie slaat om in deflatie

SCHIEDAM - De inflatie is omgeslagen in deflatie. Geld wordt dus 'meer waard'. Tenminste, in de macro-economische modellen zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) die hanteert. Het zijn met name de energiekosten die maken dat de kosten van het levensonderhoud relatief zijn gedaald.

Beide cijfers die het CBS gebruikt om de geldontwaarding te typeren, pakken in oktober negatief uit. 

De snelle raming van de inflatie volgens een Europees geharmoniseerde methode (HICP) kwam uit op min één procent. Geen inflatie dus, maar deflatie. In september liepen de prijzen volgens deze norm met 0,3 procent terug, terwijl in augustus nog sprake was van geldontwaarding van 3,4 procent.

In de tweede methode van het CBS, de consumentenprijsindexI, pakt de inflatie iets lager uit: min 0,4 procent. In september was dit cijfer nog plus 0,2 procent, in augustus kwam dit inflatiecijfer drie procent hoger uit. De vergelijking is steeds met dezelfde maand een jaar geleden.

Het belangrijkste verschil tussen de CPI en de HICP voor Nederland is dat de laatste geen rekening houdt met de kosten van het wonen in de eigen woning.

Gekeken naar de oorzaken van de deflatie die wordt berekend, komt de aap uit de mouw: de energieprijzen waren in oktober veel lager dan in oktober vorig jaar. Wordt die factor uit de sommetjes geschrapt, dan blijkt de prijsontwikkeling 'gewoon' nog een flinke inflatie te vertonen. En wel van 5,1 procent. In september was dat 5,5 procent. In de eerste helft van 2023 was de inflatie zonder energie en motorbrandstoffen hoger dan nu, met een piek van 8,1 procent in februari en maart.

In de tabel hierboven is te zien welke productgroepen in oktober duurder en goedkoper werden.

De daling van de inflatie wil niet zeggen dat de prijzen in oktober 2023 zijn gedaald ten opzichte van september 2023. De CPI geeft ook inzicht in de prijsontwikkeling ten opzichte van een maand eerder. Volgens de snelle raming waren prijzen voor consumenten in oktober 0,5 procent hoger dan in september.